archived Dana Gillespie 15/11/2021

Introductie

Richenda Antoinette de Winterstein Gillespie is naar het beeld en gelijkenis van haar naam een dame die hele vele watertjes doorzwommen heeft, soms letterlijk: dat ze jarenlang Brits junior waterski kampioene was, zal de Rootstime lezer allicht minder aanbelangen. Maar ook in haar muzikale leven was Dana Gillespie niet voor één gat te vangen: ze begon als folkzangeres in de sixties (ze nam haar eerste plaat op toen ze nauwelijks vijftien was! Donovan Leitch speelde daarop de gitaar…), kwam in contact met David Bowie en stapte even mee in de nichtenrock/glamrock. Daarvan getuigt het merkwaardige tijdsdocument ‘Weren’t Born A Man’, deels geproduceerd door The Thin White Duke himself. Maar omdat haar loopbaan in de theater- en filmwerelden zo voorspoedig verliep, kwam de muziek lange tijd op de tweede plaats. Ze was onder vele andere de eerste Maria Magdalena in de Londense productie van ‘Jesus Christ Superstar’ (1973) en speelde ze een hoofdrol in ‘Mahler’ van Ken Russell (1974)

Ze omarmde gaandeweg de stijl die haar het beste paste: de blues. Ze was al van jonge leeftijd geboeid door het genre. Maar ze vond nu eenmaal dat je een zekere leeftijd en levenservaring moet hebben, vooraleer je de bluesthema’s geloofwaardig kan zingen. In de jaren tachtig toerde ze drie jaar intensief door Europa met de Oostenrijkse The Mojo’s of enkel met hun pianist Axel Zwingenberger. Toen ze na 1990 de filmcarrière afbouwde, kwam de muziek weer helemaal op de voorgrond. Ze specialiseerde zich in zelfgeschreven, behoorlijk aangebrande liedjes ver de man-vrouw relatie, vol insinuaties en double entendres, wat haar op toneel dankzij haar acteertalent bijzonder goed afging. Intussen heeft ze een imposant oeuvre bij elkaar gepend, ongetwijfeld een goudmijn voor wie op zoek is naar lekkere bluestunes.

Dana was van in haar jonge jaren een graag geziene figuur in de hoogste muzikale kringen. Ze had in die dagen ook alles in huis om het manvolk niet enkel met het strikt muzikale te behagen. Ze had dan ook geen moeite om zich te omringen met de beste muzikanten. Die bracht ze uiteindelijk bijeen in haar The London Blues Band (TLBB) Geregeld gaf ze jong talent kansen, zoals pianist Joachim Palden of gitarist Aynsley Lister. Ook in ons land was ze een vertrouwde figuur. In Banana Peel was ze zo ongeveer kind aan huis met concerten in ’89, ’90, ’92, (met Banana Peel Bluesband), ’93 (met Joachim Palden), ’94 plus in ’99, ’02, ’04 en ’17 met de LBB. De lijst is trouwens verre van volledig, verzekert ons Franky Vande Ginste!) Internationaal liep het lekker: Bob Dylan, die ze al kende van in de sixties, vroeg haar in 1997 als support voor zijn UK-tour. En in 2002 was ze met de TLBB te gast in India, land dat altijd haar belangstelling had. Ze waren de eerste westerse band om een toer te maken van het subcontinent, waar ze in steden als Mumbai en Calcutta hele stadia vulden. Ze nam overigens een hele reeks albums op in… Sanskriet onder het pseudoniem Third Man. Ze heeft zelfs een Indische spirituele leider, Sri Sathya Sai Baba, maar dat zou ons te ver, heu, leiden.

Dana heeft intussen meer dan 45 platen op haar actief onder eigen naam of bij/met anderen. De organisatie van het jaarlijkse Blues festival op het eiland Mustique, onderdeel van Saint Vincent en de Grenadines in de Caraïben, heeft ze intussen opgegeven, verklaarde ze bij een vorige passage. Zoals ze het zelf stelde lang geleden, is het met blues zingen als met goede wijn. Ze mag dan zelf wel wat bezadigder zijn dan in de jaren van Sturm und Drang, maar ze zingt haar stoute teksten nog immer met een samenzweerderige glimlach om de lippen, als iemand die het allemaal beleefd heeft, het nu vanaf een hoogte bekijkt en weet dat ze haar toehoorders geregeld op het verkeerde been zal zetten of doen glimlachen. ‘Big Boy’, ‘Experienced’ (met zinsneden als ‘How many mountains do you want to climb?’), het zwoele ‘The Cat’s Meow’ (titelsong van haar recente nieuwe plaat), ‘It’s Gonna Be A Long Night’, ‘Funk Me, It’s Hot’, ‘Big Daddy Blues’, het zijn titels die er niet om liegen.

Maar, al zijn het opvallende songs, het zou een zeer eenzijdig beeld schilderen als we alleen hiervan melding maakten. Ze snijdt ook ernstiger thema’s aan. De verzuchting die ‘Ten Ton Blocks’ heet, stelt dat een mens loodzware zorgen op de schouders torst. Ze zou die last wat graag van haar afschudden om weg te kunnen vliegen. Als ze toch een cover kiest, dan is dat niet om het even dewelke: zo speelt ze ‘St. Louis Blues’ (dat op naam staat van W.C. Handy, mogelijk al ouder was maar zeker door hem als eerste is uitgebracht in 1914), niet zoals de vele latere versies, doch à la Bessie Smith. Die uitvoering doet de tweestrijd van de bedrogen vrouw schril uitkomen en illustreert welk een ‘depressing little love song’ dit heerlijke lied is.

Je krijgt gelukkig geen kans om er zelf depressief van te worden: daar zorgt de London Blues Band wel voor. Iedere muzikant is op zijn instrument een bolleboos. Deze lieden behoren gewoonweg tot de wereldtop. Maar kapsones hebben ze helemààl niet. Nadruk ligt ondanks de vele en uitgewerkte solo’s op het samenspel. De heren scheppen ostentatief plezier in de uitoefening van hun beroep en dat straalt af op wie dat te horen krijgt. Het zijn vrienden die musiceren, dan wel op het hoogste niveau in de blues. Sinds vorige maal zijn er nogal wat veranderingen in de TLBB, maar we weten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat Dana haar pupillen met vaste hand stuurt.. Daarbovenop heeft de TLBB een geheim wapen: boogiewoogie pianist Dino Baptiste. We zagen hem eind juni 2008 voor het eerst aan het werk in een tent in de marge van de Adriaen Brouwerfeesten in Oudenaarde. Toen wisten we genoeg: Dino is niets minder dan een fenomeen, wat eenieder die hem aan het werk zag in BP zal beamen. Het is voortdurend in je arm knijpen omdat je niet gelooft dat een mens zo fantastisch kan boogiën. Dat wordt dus weer een doktersbezoekje… ‘Zelfde plek, ja, dokter…’

Wie er niet meer bij is, is Mike Paice (saxen, harp) Mike was een rots in de branding, speelde de pannen van het dak in zijn eigen onderkoelde stijl. Hij leek de droogstoppel van het gezelschap met zijn ernstige, lichtjes afwezige blik, Brits flegma, stiff upper lip, alsof het hem allemaal niet veel kon schelen. Maar als je erop lette dan zag je dat hij blikken van verstandhouding wierp naar de andere bandleden en allerlei gekke dingen deed als het niet aan hem was. Maar lieve Mike heeft eind 2020 de strijd met de k-ziekte verloren. We zullen hem heel hard missen in BP… Peter Verhas, die in Dendermonde woont, is de nieuwe saxofonist (en klarinettist), heel bekend in kringen van New Orleans jazz en dixieland, maar ook swing, latin, pop, gypsy jazz, Frans chanson, bossa nova, soft jazz, funk… Kwaliteit verzekerd.

Op gitaar (en backing vocals) vinden we Dominic Stockbridge. Dom uit de UK heeft een trio, dat zich even goed thuis voelt in R&B, blues, soul, funk als in jazz. Hij houdt van Ray Charles en Stevie Wonder. Dom, amper 25, studeerde af aan het Guildhall school of music and drama, en dat is bepaald een referentie. Hij brengt alvast bassist Harry Witty mee uit zijn trio. De naam van de drummer kregen we niet door maar we gokken erop dat het de slagwerker van het trio is, Jack Thomas.

Dana Gillespie staat voor de elvendertigste keer op het podium van BP, dat ze intussen kent als haar vestzak. Het zal naar goede gewoonte weer eens knallen!

Antoine Légat.